
Jurisprudentie
BG4888
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers846918 DX EXPL 07-390
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers846918 DX EXPL 07-390
Statusgepubliceerd
Indicatie
effectenleaseovereenkomst; artikel 1:88 BW; verjaring
Uitspraak
vonnis
effectenleaseovereenkomst; artikel 1:88 BW; verjaring
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 846918 DX EXPL 07-390
Vonnis van: 15 oktober 2008
F.no.: 640
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
nader te noemen [eisende partij],
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier.
Procedure
Het volgende processtuk is ingediend:
- de dagvaarding van 5 januari 2008, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 6 december 2005 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. [eisende partij] heeft vervolgens bij akte verzocht om opheffing van de schorsing op grond van artikel 227 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierop heeft Dexia bij akte gereageerd. Bij vonnis in het incident van 16 mei 2006 is beslist dat de procedure geschorst zal blijven.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eisende partij] een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 7 mei 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 19 september 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eisende partij] in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. G. Polders en van de zijde van Dexia [vertegenwoordiger verweerder], bijgestaan door mr. D. van Spaandonck. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eisende partij] op 8 september 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van 10 september 2008 aanvullende stukken ingediend, welke thans tot de gedingstukken behoren.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. en Legio-Lease (hierna: Labouchere en Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. [eisende partij] heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1 [nummer] 19-10-1999 KoersExtra € 27.226,80 240 maanden € 113,44
2 [nummer] 19-10-1999 KoersExtra € 10.890,72 240 maanden € 45,38
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’.
1.3. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage).
1.4. De eerste betaling aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomsten vond plaats op 31 oktober 1999 en is verricht ten laste van een rekening die op naam van eiser stond.
1.5. Bij het aangaan van de lease-overeenkomsten was [eisende partij] gehuwd met [persoon 1] (hierna: [persoon 1]). Bij brief van 21 oktober 2004 heeft [persoon 1] met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomsten, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
2. Conventie
Vordering
2.1. [eisende partij] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [eisende partij] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eisende partij] Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eisende partij] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eisende partij] Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten.
Verweer
2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eisende partij] .
3. Reconventie
Vordering
3.1. In reconventie vordert Dexia [eisende partij] te veroordelen tot betaling van
€ 3.088,38, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [eisende partij] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomsten.
Verweer
3.2. [eisende partij] voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen in reconventie.
4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie
4.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
4.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende:
- Lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
4.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomsten van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven. Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [persoon 1] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
4.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat [persoon 1] er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting heeft [eisende partij] voldaan, doordat hij heeft gesteld dat hij en [persoon 1] zijn getrouwd op huwelijkse voorwaarden en dat zij de financiën gescheiden hielden. Voorts stelt [eisende partij] dat de betalingen aan Dexia zijn voldaan uit vermogen dat is vrijgekomen uit de overwaarde op een aan hem in eigendom toebehorend huis. [persoon 1] had volgens [eisende partij] geen kennis van de betalingen die ten behoeve van lease-overeenkomst van zijn rekening zijn verricht. [eisende partij] heeft verklaard dat hij [persoon 1] in het najaar van 2002 op de hoogte van de lease-overeenkomst heeft gebracht op het moment dat de aandelenlease-problematiek veel aandacht in de media genoot.
4.5. In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [persoon 1] de lease-overeenkomsten na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden. Daarmee heeft de stelling van [eisende partij] dat [persoon 1] eerst in het najaar van 2002 op de hoogte was van de lease-overeenkomst als vaststaand te gelden. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [persoon 1] de lease-overeenkomsten tijdig heeft vernietigd. Nu sprake is van een rechtsgeldige vernietiging dienen alle betalingen van [eisende partij] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomsten te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eisende partij] ter zake van die overeenkomsten van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden. Voor de bedragen wordt verwezen naar hetgeen op de bijlage bij dit vonnis is vermeld onder ‘betaald’, ‘ontvangen dividenden’ en ‘te ontvangen’.
4.6. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 4.5 bedoelde saldo van de door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was. Bij de hierboven onder 1.5 genoemde brief van 21 oktober 2004 heeft de gemachtigde van [eisende partij] aan Dexia verzocht binnen 14 dagen te bevestigen dat zij bereid was mee te werken aan het terugdraaien van de lease-overeenkomsten. Niet gebleken is dat Dexia dit binnen de gestelde termijn heeft gedaan. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is Dexia aldus na ommekomst van die termijn, derhalve op 4 november 2004 in verzuim geraakt, zodat zij vanaf die datum wettelijke rente is verschuldigd.
4.7. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de dwangsom. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
4.8. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover [eisende partij] vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten.
4.9. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia onvoorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.10. Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
4.11. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.12. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhoudingen.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [eisende partij] te betalen:
ter zake van lease-overeenkomst 1
€ 5.559,05, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 november 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
ter zake van lease-overeenkomst 2
€ 2.768,18, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 november 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisende partij] gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 192,00
voor salaris van gemachtigde € 625,00
totaal € 817,00
een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
III. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eisende partij] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomsten meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,00;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eisende partij] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.A.J.P. van den Reek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Behoort bij vonnis d.d. 15-10-08
Rolnummer DX 07-390
Overzicht van de gegevens per overeenkomst
Alle bedragen zijn vermeld in euro's. in eerste 5 j.
in aanmerking ontvangen + totaal
te nemen restant waarde/ verrekende totaal voor rekening ontvangen te art. 1:88
nr. contractnr termijnen hoofdsom opbrengst dividenden nadeel afnemer betaald dividenden ontvangen toegepast
1 [nummer] 5.559,05 - 5.559,05 ja
2 [nummer] 2.768,18 - 2.768,18 ja